Elisabeth Cruciger

Een vrouw in Luthers eerste liedboek (1524)

Enchiridion geistlicher gesenge vnd Psalmen fur die leien mit viel andern denn zuvor gebessert
[Leipzig], [Blum], 1530; Ein lobgesang von Christo, Elisabeth M.

Elisabeth Cruciger, een ex-non (Premonstratenzer klooster in Pommern. NB: dat is dus geen slotklooster, maar een klooster met maatschappelijk nut: pastoraal, ziekenzorg etc.). Zij stamde uit een adelijk familie uit Meseritz (vandaar Elisabeth M.). Via Johann Bugenhagen (lector bijbel aan een nabijgelegen opleiding van een mannenklooster) komt ze in aanraking met Luthers ideeën goed, o.a. de opvatting dat een vrouw niet gebonden is aan kloostergeloftes. In 1520 vertrekt ze. Ze woont enige tijd in Wittenberg bij Johann Bugenhagen en zijn vrouw. Zoals maar al te vaak weten we heel weinig over haar (meeste is ‘terloops’ uit briefwisseling tussen de mannen). Ze blijkt bevriend met Luthers vrouw, Katharina von Bora, ook een ex-non. We stellen ons haar ook best voor als aanwezig bij veel bijeenkomsten, maaltijden, feesten die in Luthers ‘headquarter’ plaatsvonden (Luther noemt haar in één van die opgetekende gesprekken). Als Luther in 1523 een oproep doet om bijbelse liederen te schrijven voor een uit te geven Liedboekje, heeft zij ook de pen opgepakt… Ja, zeker in de beginjaren van de Reformatie, doen vrouwen ook mee, quasi gelijkwaardig. ‘het priesterschap van alle gelovigen’ houdt geen halt bij geslacht of gender. Luther was vervolgens onder de indruk van haar bijdrage, zodat hij dit lied meteen een plaats gaf in het eerste liedboekje van de Reformatie het Enchiridion (1524). Daar staat het dus naast de zeer bekende liederen als ‘Nun freut euch lieben christen gemein‘, ‘Aus tiefer Not schrei ich zu dir ‘ en het Antwerpse martelarenlied: ein neus Lied wir heben an… Hierboven ziet u het lied in een uitgebreide herdruk van dit liedboekje uit 1530. U ziet haar naam erboven staan: Elisabet. M (M. = Meseritz).

Even terzijde: Er waren – klaarblijkbelijk – slechts weinig (kwalitatieve) inzendingen in 1523/4, gezien de samenstelling van het eerste liedboekje. Het merendeel stamt nog uit Luthers ganzeveer. Verder een mooi gezelschap waarin ‘die liebe Els’ (zo noemt Luther haar in één van zijn Tischreden) vertoeft, zowel theologisch als dichterlijk hun gelijke.