Musikalische Exequien

Ontstaansgeschiedenis

De tekst

Ongeveer een jaar voor zijn dood begint Heinrich Posthumus Reuss (1572-1635, landheer van Gera etc.) zijn eigen uitvaart voor te bereiden. Hij besluit om de koperen grafkist (sarcofaag) waarmee hij in de graftombe van zijn voorouders zal worden bijgezet, te laten versieren met 25 teksten, een afwisseling van bekende bijbelverzen en geliefde lied-strofen. De ‘idee’ komt bij Martin Luther zelf vandaan.  Die heeft in 1542 in een voorwoord bij een gezangboek met ‘liederen voor een christelijke begrafenis’ zelf een schot voor de boeg gegeven, en geschikte bijbelteksten opgelijst. ZIjn statement: “Zulke spreuken en grafschriften zijn veel zinvoller dan al die wereldlijke tekenen, helmen, schilden …” De bijbelteksten zijn bij Reuss ‘gepaard’ aan een liedstrofe (beetje zoals een aria en een koraal in de Cantates/Passies van Bach). De teksten moeten dienen om straks bij zijn uitvaart de aanwezigen op te wekken om zich op een opbouwende manier op de dood voor te bereiden en over het sterven na te denken (zu Erweck: und Übung Gottseliger SterbensGedancken, zo staat het op de liturgie die gedrukt werd). De staatsbegrafenis is een geloofsstatement bij uitstek, met sociale en politieke functie (het is volop oorlogstijd! Heinrich was – overtuigd Luthers – adviseur van de keizer geweest, zelfs van drie opeenvolgende. Hij wist heel goed wat er speelde.)

Hij kiest ook alvast de preektekst waarover de dominee moet spreken in de dienst: Psalm 73, 25-26: Heer, als ik U maar heb, dan heb ik niets meer nodig op hemel, of op aarde. Tenslotte spreekt hij de wens uit dat de inscripties op zijn grafkist , evenals andere door hem gekozen teksten (o.a. de lofzang van Simeon) tijdens zijn begrafenisdienst zouden worden ten gehore gebracht op muzikale wijze. Zijn vrouw wordt pas enkele dagen voor zijn overlijden ingelicht over het bestaan van de kist en de opzet van zijn uitvaart.

Als de vorst na een kort ziekbed overlijdt (3 december 1635), krijgt – dat lijkt tenminste het aannemelijkste scenari – Heinrich Schütz de opdracht om de teksten op muziek te zetten. Schütz stamt uit Kostritz en zijn vader was gehuwd met de dochter van de burgemeester van Gera. Gezien de diplomatieke carrière van Heinrich Reuss, kan het haast niet anders dan dat ze elkaar gekend hebben. In 1617 had Schütz trouwens op verzoek van de vorst een aanbeveling geschreven voor de organisatie van het muziekleven in Gera (kerk, hof en school).  Schütz kwijt zich op ingenieuze wijze van zijn taak en componeert de Musikalische Exequien: een volledige Duitse ‘begrafenismis’ op muziek.

Op 4 februari 1636 (niet toevallig Maria-lichtmis) vond de plechtige uitvaart plaats in de Skt. Johanniskirche in Gera. Hoogstwaarschijnlijk werd de muziek door Gera-er musici uitgevoerd (8 zangers en 1 toetsenist, die op een ‘verdackt orgel’ moet spelen. Een orgel met een kleed erover? discreet opgesteld? Of met ‘gedackt’ register?) Het eerste deel van de muziek klonk voor de preek als Missa brevis, het tweede deel na de preek (als Schriftmotet). Bij de bijzetting in de familiecrypte onder de kerk, klonk het derde muziekstuk, waarbij het koor de lofzang van Simeon zong, terwijl verderop in de kerk twee vrouwenstemmen antwoordden met ‘Zalig zijn de doden, die in de Here sterven’.  

Zelden klonken bijbelse ‘krachtspreuken’ troostrijker dan in deze muzikale toonzetting van 386 jaar geleden.

De muziek

Het eerste deel van de Musikalische Exequien was dus bedoeld als een Missa Brevis, d.w.z. kyrie en gloria. Het 3-voudige kyrie is gemakkelijk te herkennen in de drievoudige roep om erbarming, gericht tot Vader, Zoon en Heilige Geest, zeer gebruikelijk in de Lutherse traditie. Hier heeft Schütz – na de intonatie (uit Job) de bijbelspreuken getoonzet die op de sarcofaag rondom de crucifix afgedrukt en op het hoofdeind zijn afgedrukt. De ‘hoofd-teksten’ zogezegd:

De rest van de compositie vervangt het Gloria. De intonatie is Joh 3:16a (Alzo lief heeft God de wereld gehad… vervangt dus ‘Gloria in excelsis Deo), waarbij het ‘in terra pax’ – waar gewoonlijk het koor begint – de woorden van het vervolg krijgt toegewezen (opdat allen die geloven, niet verloren gaan, maar…). Daarna worden de bijbelteksten die op de sarcofaag staan getrouw door Schütz getoonzet, steeds gevolgd door de liedstrofen die op de sarcofaag er ook bij geplaatst zijn. Deze verbinding van Bijbel met liedstrofen is het echt originele van de tekstkeuze van Heinrich Reuss. Die liedteksten waren even bekend als de bijbelse ‘krachtspreuken’ en men kende ook de melodie die erbij hoorde. In zijn voorwoord verontschuldigt Schütz zich dat hij de gekende melodieën nogal een geweld heeft aangedaan (eerder thematische inspiratie dan citaat). Hij wilde ze qua sfeer, ritme en tonaliteit, integreren in het totaalconcept dat hij muzikaal voor ogen had. Tussen de door solisten vertolkte bijbelteksten en de daaropvolgende door de capella (6-stemmig) gezongen liedboek-teksten bestaat een sterk inhoudelijk verband, vergelijkbaar met de wijze waarop later Bach in de diverse passies, de koralen laat reageren op de aria’s. Schütz heeft zelf een uitgave verzorgd van de muziek. In het voorwoord spreekt hij de hoop uit dat de muziek verder mag leven, niet enkel als begrafenismuziek, maar als een Duitse Missa brevis. Dit was te revolutionair voor zijn tijd. Men was nog gehecht aan de gewone bewoordingen van m.n. het Gloria. Eigenlijk wel jammer, want wat Schütz (en Reuss) hebben bereikt met hun tekstkeuze is een kyrie dat verankerd is in de beleving van sterfelijkheid, eindigheid van de mens, en een gloria dat antwoordt op die ‘condition humaine’ door te verwijzen naar de dragende en reddende kracht van een verinnerlijkt evangelie. Christo-centrisch en tegelijk humaan, humanistisch.

Overzicht en opbouw

klik op de afbeelding

Orde van dienst

  1. Introïtus: Nacket bin ich vom Mutterleibe kommen…
  2. Kyrie en Gloria
    = deel 1 van de Exequien „Concert in Form einer teutschen Begräbnis-Missa“
  3. Lied: Herzlich lieb hab‘ Ich dich, o HERR
  4. Predikatie door Christoph Richter over Psalm 73, vers 25: Wenn ich, HERR, nur dich habe
  5. Aanknopend aan de preek (als Schriftmotet) : het dubbelkorige Motet HERR, wenn Ich nur dich habe
    = deel 2 van de Exequien
  6. Bijzetting van de sarcofaag in de crypte, terwijl het Canticum Simeonis klinkt
    • als dubbelkorig motet: HERR, nun lässest du deinen Diener « unterlegt mit » Selig sind die Toten. = deel 3 van de Exequien
    • als lied: Mit Fried und Freud Ich fahr dahin  (=Luthers strofische versie van het Canticum Simeonis )
  7. Na de zegenspreuk die de viering besluit, zingt de gemeente nog:

Hört auff mit weinen und klagen,
Ob dem Todt niemand zage.
Er ist gestorben als ein Christ
Sein Todt ein Gang zum Leben ist.

De kist

Uit artikel van Werner Breig (Schütz Jahrbuch 2019

Bach & Bijbel

Lezing over Bachs bijbel

Spreker:  Dick Wursten, historicus en theoloog

Wat geloofde Bach zelf eigenlijk? Was hij een ‘vijfde evangelist’ zoals men vroeger wel eens schreef, of was hij gewoon een ambachtsman in dienst van de kerk? Niemand die het weet, want Bach heeft zich over die zaken nooit uitgesproken.

Of toch? In de vorige eeuw werd geheel bij toeval een 17de eeuwse Bijbel met aantekeningen gevonden in Amerika, die aan Bach bleek te hebben toebehoord. Sterker nog: hij heeft passages onderstreept, en af en toe in de kantlijn opmerkingen geplaatst. Niet voor publicatie, maar voor zichzelf.


Pas sinds kort beginnen onderzoekers te beseffen welk een schat aan informatie hierin verborgen zit. De kriebels in de kantlijn, de enkele uitgebreide aantekeningen en de vele onderstrepingen geven ons een inkijkje in Bachs hart.

Dick Wursten neemt ons bij de hand en laat aan de hand van deze bijzondere bijbel zien wat Bach nu echt dacht over de rol van muziek in de eredienst, over het geloof en het christelijk leven.

De Bachliefhebber en boekenuitgever Dingeman Van Wijnen heeft enkele jaren geleden
een facsimile-editie van de ‘Bach-bijbel’ laten maken. Tijdens de lezing zal er een inkijkexemplaar aanwezig zijn.

https://bachindestad.be/evenementen/bach-bijbel/

Open kerk: de leus voorbij

[verslagje]

Het laatste weekend dat de kerken nog quasi-gesloten waren was toevallig het weekend van de ‘open Kerken’. Tsja. Samen met de Brabantse Olijfberg en het projectbureau ‘de kleine expeditie’ hebben we het initiatief genomen om 3 mensen, die bezig zijn met erfgoed en stadsontwikkeling, samen te brengen in de kerk aan de Lange Winkelstraat. Thema: Open kerk – de leus voorbij. We wilden eens in het diepe springen. Het dus niet hebben over hoe je meer volk in de kerk kunt krijgen, of wat je nog met het gebouw kunt doen, en al helemaal niet over her- of nevenbestemming. Neen, gewoon. Dit gebouw staat er, het is een monument (met tuin en belendende percelen), het vertelt een verhaal… Wij hoeven enkel te luisteren. Het moest dus gaan over hoe je deze bijzondere plek recht kunt doen, kunt valoriseren, en exploreren, zodat de kerk echt ‘open’ wordt voor ieder die op zoek is, ook al weet hij/zij/… niet goed waarnaar precies. Wie weet is hier iets te vinden….

Het werd een boeiend gesprek, zoekend, tastend, maar gaandeweg werden ook perspectieven zichtbaar. Er was herkenning, een gevoel ook van bondgenootschap, gedeelde verantwoordelijkheid. Wordt zeker vervolgd. U kunt het gesprek ‘Open kerk: de leus voorbij’ nabeluisteren/herbekijken  op

Een plek om op verhaal te komen

Wat was eigenlijk Jezus’ favoriet plek ?

Van Jezus weten we veel, maar tegelijk ook weinig. Zo kennen we de kleur van zijn ogen of haar niet, we weten niet hoe groot (of klein) Hij was, of Hij een bas-, bariton of tenorstem had. We weten niet waar zijn huis stond als Hij dat had; al vermoeden we dat Hij in Kapernaüm woonde. En als Hij in Jeruzalem was: waar sliep Hij dan? Op de Olijfberg? Vast wel, maar meestal zal Hij toch wel gelogeerd hebben bij een van z’n vrienden of vriendinnen (in Betsaïda bijvoorbeeld bij Maria, Martha en Lazarus). Wat we wel weten, is dat Hij overdag het liefst in de tempel vertoefde.

Bij het woord tempel moet je niet denken aan een plek waar een gewijde stilte hangt. Nee, ik denk eerder aan een ‘grote Markt’ in een mediterrane stad, met zuilengalerijen (stoa, in het Grieks). En denk er het geroezemoes van de handelaren maar bij; gesprekken met priesters of discussies tussen Schriftgeleerden. Een constant komen en gaan van mensen. Jezus was er graag. Het is daar, op die plek, dat Hij het evangelie heeft verkondigd. Niet roepend vanaf een zeepkist of galmend vanaf een kansel, nee: in de gewone dagelijkse gesprekken met mensen die Hij daar tegenkwam ‘geschiedde het evangelie’. ‘Dagelijks was Ik bij jullie in de tempel om onderricht te geven’, zegt Hij bij zijn arrestatie (Marcus 14:49).

Voorhof

Ik denk zelfs dat ik weet waar Hij het liefste zat in de tempel: op de trap in de ‘voorhof der vrouwen’. Hoe ik dat weet? The Bible tells me so. Ik weet niet hoe het met u is, maar ik probeer me bij het lezen van bijbelverhalen altijd de situatie voor te stellen. Ik wil Jezus zien, de mensen om Hem heen, de gebouwen op de achtergrond, de straatstenen, de bomen, het licht, het geluid. En als ik lees dat Jezus – na een nacht te hebben doorgebracht op de Olijfberg – de volgende ochtend weer in de tempel was, en ging zitten (Johannes 8:2), dan stel ik me dat ook echt voor. En dan vraag ik me af: waarop ging Hij dan zitten? Want denk maar niet dat daar banken en stoeltjes stonden. Nee, de enige plek waar je kon gaan zitten in de tempel is op een traptree tussen de verschillende ‘voorhoven’.

Vreemde vrijspraak

Op die plek is het, dat enkele rechtzinnige gelovigen komen aangestormd en een vrouw voor Hem neerwerpen die overspel heeft gepleegd. Enfin, je kent het verhaal. Je ziet het voor je. Jezus tekenend in het zand, je hoort de stenen één voor één vallen in het zand als de mannen afdruipen. Dat is allemaal gebeurd bij de trap aan het eind van de ‘voorhof der vrouwen’. Echt waar, want als Jezus na die vreemde vrijspraak een heel nieuw licht op het wereldgebeuren heeft geworpen, besluit de evangelist de episode met de droge mededeling: ‘Dit zei Hij bij de schatkamer van de tempel, waar Hij onderricht gaf’ (Johannes 8:20). Dezelfde plek overigens als waar de weduwe haar penninkske in de offerkist werpt en Jezus de financiële wereld op zijn kop zet door haar gift de hemel in te prijzen (Marcus 12:41). En dat is rechts van de trap die toegang verschafte naar de Voorhof (waar de vrouwen niet mochten komen. Tsja, andere tijden)

Een derde plek

Wat wil ik hier nu eigenlijk mee zeggen? Niet zoveel. Ik wil er alleen maar op wijzen dat het evangelie in zijn oervorm niet wordt meegedeeld in een speciaal daarvoor ingericht gebouw (zoals een kerk), maar op wat de Amerikaanse socioloog Ray Oldenburg ooit genoemd heeft een ‘third place’, een van die speciale plekken in de mensenwereld waar je met je vrienden naartoe gaat, waar je van gedachten wisselt, je hart lucht, ervaringen deelt, verhalen vertelt. Sinds de pandemie op z’n laatste benen loopt (fingers crossed) weten we weer precies waar die plekken zijn: de Graslei in Gent, de kaaien in Antwerpen, de terrassen voor de cafés. Skatepleinen, speeltuinen, parken en hangplekken.

De eerste plek, aldus Oldenburg, is je (t)huis. De tweede is je werkplek, die je deelt met collega’s. Allebei belangrijk, maar daarnaast hebben mensen informele plekken nodig om elkaar te ontmoeten: ‘third places’. Het gesprek is er ontspannen, er hoeft niets, maar er gebeurt veel. Je kunt er (weer) ‘op verhaal komen’. Lokale bibliotheken en boekhandels proberen zich vandaag de dag om te vormen tot zulke third places. Gelijk hebben ze! De ‘voorhof der vrouwen’ was er ook eentje. En ik vraag me af: waarom zouden onze kerken (en de ruimtes eromheen) niet zo’n derde plek kunnen worden? Zet ze open en laat maar komen, laat het evangelie maar gebeuren, die ‘blijde tijding’: al die dingen in een mensenleven waardoor je ervaart dat het leven goed is, en dat het goed komt.

Dick Wursten (geschreven voor Open Kerkendag (Belgie, 5-6 juni)

Open Churches

Een stukje orgelmuziek

Heinrich Scheidemann, Herr Christ, der einig Gottes Sohn (2 versetten), door Willem Ceuleers gespeeld op het Walckerorgel in de Protestantse kerk van de Lange Winkelstraat te Antwerpen (met in het tweede verset de onlangs door Marc Nagels gereviseerde cornet)

Scheidemann, Herr Christ, der einig Gottes Sohn (twee versetten)

De opname is afkomstig uit de online-viering van 24 januari 2021. Hieronder dus met beeld. Het was de sortie.

Scheidemann, Herr Christ, der einig Gottes Sohn (twee versetten)

De kindermoord en de ‘opstand’ van Jozef…

Evangelielezing: Mattheüs 2: 13-20

Na hun vertrek verscheen een engel van de Heer in een droom aan Jozef en sprak: “Sta op, neem het kind en zijn moeder, vlucht naar Egypte en blijf daar tot ik u waarschuw, want Herodes komt het kind zoeken om het te doden.”  Hij stond op en week in de nacht met het kind en zijn moeder naar Egypte uit.  Daar bleef hij tot aan de dood van Herodes, opdat in vervulling zou gaan wat de Heer gesproken had door de profeet: Ik heb mijn zoon geroepen uit EgypteZodra Herodes bemerkte, dat hij door de Wijzen om de tuin geleid was, ontstak hij in hevige toorn; hij zond zijn mannen uit en liet in Betlehem en heel het gebied daarvan al de jongens vermoorden van twee jaar en jonger, in overeenstemming met de tijd waarnaar hij de Wijzen nauwkeurig had gevraagd.  Toen ging in vervulling het woord dat door de profeet Jeremia gesproken was:  
Een klacht werd in Rama gehoord, geween en luid gejammer:
Rachel, wenend om haar kinderen, wil niet getroost worden,
omdat zij niet meer zijn …

[in het onderstaande fragment begint Rachels klacht bij 0:56]

Terwijl de evangelist het verhaal vertelt (zingt), wordt in beeld de rouwklacht van Rachel over haar kinderen verbonden met de Joodse, Sinti en Roma kinderen die tijdens de 2de Wereldoorlog zijn omgebracht. De Bijbelvertaling die u in beeld ziet is een Nederlandse vertaling (1648) van de Lutherbijbel.

Het Kerstverhaal van Mattheüs eindigt echter niet met de kindermoord. Het eindigt met het bericht dat Jozef ‘uit Egypte trok en aankwam in Israel’. Je kunt dit verhaal ook theologisch lezen, d.w.z. als een ‘allegorie’. Dan wordt hier op subtiele wijze het verhaal van de Exodus hernomen – zoals gesuggereerd door het citaat uit Hosea: UIt Egypte heb ik mijn Zoon (=Israel) geroepen. Als dat juist is dan valt op dit gruwelijke lijdensverhaal een Opstandingslicht. Het wordt een Paasverhaal met als spilfiguur: Jozef. Hij is degene die tot tweemaal toe door een engel wordt aangemaand om ‘op te staan’. Eerst om naar Egypte te vluchten en dan om uìt Egypte te trekken… Beide malen moet hij ‘het kind en zijn moeder meenemen’. Jozef is hier een tweede Mozes. Het gaat om uittocht, doortocht, intocht.

Vervolg van de lezing

Nadat Herodes gestorven was, verscheen er in een droom aan Jozef in Egypte een engel van de Heer. De engel zei: ‘Sta op, ga met het kind en zijn moeder naar Israël. Want zij die het kind om het leven wilden brengen, zijn gestorven.’ 21 Jozef stond op en vertrok met het kind en zijn moeder naar Israël.

Voor de liefhebbers: in de toonzetting van het Kerstverhaal breidt Heinrich Schütz het appèl van de engel tweemaal uit tot een korte aria, een ‘intermedium’: ‘Stehe auf, stehe auf, Joseph ‘. De sopraanstem wedijvert (concerteert) met de viool om Joseph te laten opstaan. En het lukt. Na de uittocht uit Egypte vestigt de heilige familie zich in het land Israel… (wat had u gedacht!) maar verrassing: niet in Judea, maar in Galilea, in Nazareth. Daarmee is het verhaal van Mattheüs afgelopen.

Schütz (of beter de schrijver van zijn libretto) voegt echter nog een vers toe, genomen uit het Kerstverhaal van Lukas, waarin de geestelijke ontwikkeling van Jezus op schitterende wijze wordt samengevat (Lukas 2:40):
En het kind groeide op
en nam toe in geestkracht;
het werd vervuld van wijsheid
en de genade Gods rustte op Hem. 

Schütz heeft deze zin op fenomenale wijze getoonzet om dan vervolgens alle instrumenten en zangers te laten samen stesmmen in een dankzegging aan God. De fragmenten kunt u in onderstaand excerpt beluisteren:

Het hele kerstverhaal getoonzet door Schütz: vindt u in deze playlist

Kerstgedachte

Youtube kerstviering van de Protestantse kerk ‘de Brabantse Olijfberg’ te Antwerpen. Onder de video wordt in een toelichting het hele programma vermeld.

onderstaande bezinning kunt u in bovenstaande video ook ‘live’ horen. Het is de tekst tussen ‘Komt allen tesamen’ en ‘Er is een roos ontloken’.

Mens-wording

Ja, dat had God zich ook wel wat anders voorgesteld toen hij lichtjaren geleden vanuit het niets de wereld in het aanzijn riep en even later aan de mens overdroeg om die te bebouwen en te bewaren. Hij had gedacht: Die gaan het wel goed met elkaar vinden, die mensen. Want ze zijn op elkaar aangelegd, en ze lijken op mij. Dus die gaan zorgvuldig om met de natuur, met elkaar. Maar nee hoor: God heeft zich nog niet omgekeerd of ze plukken al de verboden vrucht. En om verantwoording gevraagd, geeft de een de ander de schuld: The blame game is begonnen. Had hij ze – voor straf – aan het werk gezet buiten het paradijs. Dan zouden ze het vast zo druk hebben met overleven dat hun ‘ego’ geen kans krijgt om te groeien ten koste van de anderen. Maar opnieuw: voor hij er erg in heeft, sluipt het gif van de afgunst binnen, en slaat de oudste de jongste het hoofd in.

Hoe krijg je in godsnaam de mensen – vrij gevochten als ze zijn, èn moeten zijn, want anders zijn het geen mensen – weer op het rechte pad? dacht God. Hij probeerde van alles uit. Hij schreef een wetboek om hun samenleven op te funderen . Maar de mensen zochten altijd weer achterpoortjes. En eens ze de macht hadden trokken ze toch hun eigen plan. Hij stuurde profeten die hen donderend aan de wet kwamen herinneren: Elia, Johannes de doper – u kent ze wel. Priemende ogen, wijzende vinger, voor niets en niemand bang. Ook dat hielp niet, d.w.z. eventjes. Daarna was het weer snel het oude liedje.

En ik zie God denken: Experiment ‘mens’ mislukt. Einde verhaal. Tijd voor de Apocalyps. Delete forever. Maar zijn vinger aarzelt bij de bevestigingsknop. Hij kan het niet over z’n hart krijgen.

En dan opeens gaat hem een licht op. Hij heeft hij een idee, een plan, om niet te zeggen ‘a cunning plan’. Als ze niet willen luisteren naar anderen, misschien moet hij zelf dan maar eens komen en het uitleggen. Niet molenwiekend en bulderend als de Almachtige, de Heere der heerscharen, want daar win je geen harten mee. Neen, als… mens, ècht mens met alles wat daarbij hoort. En niet met woorden alleen. Néén. God moet gedacht hebben: als ik ze nu eens hoogstpersoonlijk laat zien wat het is om ‘mens te zijn’, misschien snappen ze dan waartoe zij geroepen zijn. Ik geef het toe, het is een vreemd idee voor een God, maar dit is toch echt waar het vandaag over gaat: mens-wording. Met een deftig woord: incarnatie. Het is de kern van het christelijk credo. God kwam… en hij bleek mens te zijn. Menselijker dan de mensen. En op deze ‘menswording’ past maar één antwoord. Als God nu al mens is, waar wachten wij nog op !?

[Extract uit de bezinning tijdends de kerstviering van 25 december 2020] – Tussen Komt allen tesamen en Er is een roos ontloken.


[Onderstaande uitvoering van dit prachtige muziekstuk is opgenomen voorafgaand aan de bovenstaande Kerstviering]

door Willem Ceuleers (Walcker-orgel) en JeongSun Goo

Het eerste kerstlied: ‘Nun komm, der Heiden Heiland’

‘Ik herinner mij dat Ambrosius, zaIíger gedachtenis, op de geboortedag van onze Heer Jezus Christus het hele volk als met één stem liet zingen: “Veni, redemptor gentium”‘

Caelestinus, bisschop van Rome, in een toespraak op de bisschoppenconferentie in Alexandrië in augustus 430.

Iedereen blijkt op dat moment dat lied al te kennen. Ook Augustinus citeert de tekst. Dit lied mag dus met recht het eerste kerstlied van de Westerse christenheid genoemd worden: the first Noel. Het werd ook snel populair in heel Europa (deze term werd toen nog niet gebruikt om ons werelddeel mee aan te duiden, maar dit terzijde). En is dat gebleven tot op de dag van vandaag. Het is ook niet toevallig dat het deze ‘hymne’ is die Martin Luther als eerste in het Duits vertaalde toen hij begon te werken aan zijn kerkelijk gezangboek: Nu kom der Heyden Heyland. U ziet het staan naast een lied voor Pasen in deze editie van het Erfurter Enchiridion uit 1524. Op de volgende pagina staat trouwens de sequens ‘Veni sancte Spiritus’, gevolgd door de hymne ‘A solis ortu’ en ‘Veni creator Spiritus’ (daarna het lied over de Antwerpse martelaren, maar dat is een ander verhaal)

Ein Enchiridion oder Handbuchlein (Erfurt, 1524)

Het is meteen duidelijk dat Luther niet breekt met de muziek- en zangtraditie van de katholieke kerk, maar enkel een ‘christelijke Besserung’ nastreeft van de teksten. Tegelijk wil hij die ‘schat der kerk’ ook aan de gewone man schenken, die Duits spreekt en die gewend is om strofische liederen te zingen.1 Bij dit lied heeft Luther een gregoriaanse melodie waarop Veni redemptor gentium werd gezongen laten aanpassen (door Johann Walter, collega en kapelmeester in Torgau?) om voor gemeentezang geschikt te zijn. Hij heeft er m.a.w. een lied (koraal, gezang) van gemaakt.

Hierboven de Gregoriaanse melodie, hieronder de Lutherse adaptatie, verbluffend in z’n eenvoud: De regels 1 en 4 zijn gelijk en regel 3 is de omkering van regel 2. Eén van de meest rustgevende melodieën, die ik ken. Zeker als je het hele lied eens zingt (7 coupletten). Het is net een mantra.


Eeuwenlang was Nun komm, der Heiden Heiland gezang nr. 1 in de liedboeken van de Evangelische Kirche in Deutschland (EKD). Ook Johann Sebastian Bach kon er niet omheen – en wilde dat ook niet denk ik: Twee cantates voor de zondag van de 1e Advent zijn erop gebaseerd (BWV 61 & 62) en ook in de derde cantate voor die zondag is dit koraal prominent aanwezig (BWV 36 – Schwingt freudig euch empor). En – natuurlijk zouden we haast zeggen – begint het Orgelbüchlein met een koraalvoorspel over Nun komm der Heiden Heiland (BWV 599). In de collectie Achtzehn Choräle von verschiedener Art (de “Leipziger Choräle”, een selectie die Bach aan het eind van zijn leven heeft gemaakt van zijn eigen orgelcomposities die hij – terwijl hij ze overschrijft – natuurlijk ook weer bewerkt; een mens is nooit tevreden) komt dit koraal maar liefst drie keer voor: BWV 659 (waarschijnlijk de bekendste versie. Google maar eens op dit nummer), BWV 660 (een trio) en BWV 661.

Op zondag 29 november 2020, eerste advent, improviseerde Emmanuel Van Kerckhoven op de melodie op het barokorgel in de Sint-Norbertuskerk in Zurenborg. De kerk was gesloten (COVID-19), maar de muziek en het lied breken de wereld open naar de hemel toe. “Kom, heiland der volken, kom tot ons, de wereld wacht” Waarop? Op een teken van leven, een lichtglans in de nacht. Hoe de ganse schepping, hemel en aarde, ja de hele wereldgeschiedenis daarop gericht staat, dat is het onderwerp van dit lied van Ambrosius. De verrassing, het wonder is dat die lichtglans ons straks toestraalt vanuit een kribbe, met daarin een pasgeboren kind, kostbaar, kwetsbaar… Qua tekst quasi ontoegankelijk voor de moderne mens, maar als gezongen lied – en als melodie – helder als kristal. Wilt u de tekst toch proberen te verstaan (te ‘savoureren’), hier kunt u een analyse lezen.

Hoe de troon van Leopold II begon te wankelen – door protestanten

en een koning van z’n paard viel…

Détail van een cartoon van Paul Faassen (DM 13 juni 2020)

Het is met name dankzij protestantse zendelingen dat de troon van koning Leopold II (eigenaar van Congo-Vrijstaat, 1885-1908) is gaan wankelen. Nog voor Stanley, o.a. in samenspraak met Leopold de gebieden in kaart bracht, had immers ook Livingstone daar zijn sporen al nagelaten. En hij was verbonden met de London Missionary Society. Dat betekent dat ruim voordat de regio door Leopold werd verworven in 1885, er protestantse zendelingen (missionarissen) actief waren in het gebied. Zij bleven dat ook toen Leopold de katholieke missie begon te promoten. Drie namen moeten in verband met het aan het licht brengen van het schrikbewind dat Leopold daar voerde, genoemd worden:

  • 1890: George Washington Williams (1849-1891), een soldaat in het Republikeinse leger die ook als schrijver en historicus naam had gemaakt. Zo publiceerde hij in 1882 een groundbreaking studie: The History of the Negro Race in America 1619–1880. Als baptistisch predikant bezocht hij Congo en schreef na terugkeer een “Open Brief aan Zijne Verheven Majesteit Leopold, Koning der Belgen en Soeverein van Congo Vrijstaat” ( “An Open Letter to His Serene Majesty Leopold II, King of the Belgians and Sovereign of the Independent State of Congo”, 1890), waarin hij de koning erop wees dat de vreselijkste misdaden begaan werden in zijn naam, wat hem even schuldig maakte als de eigenlijke daders. DoorLeopolds trolls werd hij vakkundig ‘kalt-gestellt’ (met leugenachtige aanvallen op zijn persoon). Ook Leopold zelf liet zich niet onbetuigd door in interviews zijn nobele beschavingsdroom voor Congo dik in de verf te zetten. De protestanten waren handlangers (zwartmakers in dienst) van de Engelsen, die jaloers waren op zijn rijke kolonie.
  • 1896: De Zweedse zendeling Edvard Sjöblom (ook een baptist) sprak de Belgische verantwoordelijken (o.a. Léon Fiévez) ter plaatse aan op de wreedheden – het afhakken van de handen o.a. – die werden gepleegd door de “Force Publique”. In 1896 verscheen van hem in de Zweedse pers een artikel dat de wantoestanden aanklaagde en veel commotie veroorzaakte.
  • 1900: William Henry Sheppard (1865-1927), een Afro-Amerikaanse zendeling, die voor de American Presbyterian Congo Mission (APCM) in de Vrijstaat werkte, m.n. onder Kuba’s. Hij schreef naar verscheidene Amerikaanse kranten en tijdschriften om te klagen over wreedheden die in Congo werden begaan. Hierin worden de gruweldaden geëvoceerd (in de vorm van ooggetuigeverslagen) begaan door de Zappo Zap, een Afrikaanse stam die zich als huurlingen verkochten aan de hoogste bieder, en die verzot waren op moord en mensenvlees – echt waar. De scenes uit Joseph Conrads Heart of Darkness (of Apocalypse Now van Francis Ford Coppola) zijn op deze praktijken gebaseerd. Onderstaand bericht in de New York Times (5 januari 1900), leidde tot wereldwijde verontwaardiging — lees het: nog zult u huiveren: 81 afgehakte rechterhanden die te drogen hangen boven een vuur. Die storm ging niet meer liggen…

Bronnen:
William Phipps, William Sheppard: Congo’s African-American Livingstone (Louisville, Ky, 2002)
Adam Hochschild, King Leopold’s Ghost (London, 1998)